Oosterbeek is al eeuwenlang een toeristische trekpleister van formaat . Al in de 17de eeuw lieten steenrijke families er hun monumentale buitenhuizen bouwen. Deze eerste ‘vakantiegangers’ vertoefden over het algemeen meerdere maanden per jaar in het Gelderse plaatsje. Met de aansluiting van Oosterbeek op de Rhijnspoorweg –in 1845- kwam ook het meer gangbare toerisme letterlijk op stoom.
In het 19de eeuwse Oosterbeek stelden landgoedeigenaren hun landgoederen open ten behoeve van ‘de vrije wandeling’. Zo kon eenieder genieten van de alom aangeprezen schone lucht, de verheffende uitzichten en de werkelijk sprookjesachtige omgeving. Ook het dorp zelf raakte geheel ingesteld op de toeristenstroom. Naast drie hotels en diverse uitgaansgelegenheden telde Oosterbeek in 1897 meer dan 200(!) adressen waar logies werd aangeboden.
Buitenplaats De Oorsprong, detail ( Frederik Lodewijk Huygens, ca. 1850)
Het einde van de glorietijd
De Slag om Arnhem in september 1944 betekende het definitieve einde van deze glorietijd. Hooggelegen bouwwerken, vaak hotels, werden om strategische redenen weggebombardeerd. De meeste landgoederen verloren daarmee hun ‘parel’: het landhuis. Na de oorlog raakten de landerijen steeds verder in verval en versnipperden zij door verkaveling.
De paradox
Wie foto’s ziet van Oosterbeek net na Market Garden, schrikt van de aanblik: de bomkraters en de loopgraven. Naast het onmetelijk menselijk leed, zou ook het gezicht van Oosterbeek nooit meer hetzelfde zijn. Veel monumentale bouwwerken werden nimmer herbouwd. De gebouwen die wel werden hersteld, deden vaak in niets meer denken aan de romantische paleizen van weleer. De basis onder het vroegere Oosterbeekse toerisme was na de Slag om Arnhem dan ook definitief verdwenen.
Paradoxaal genoeg zijn het sindsdien juist de herdenkingen van de Slag om Arnhem waarvoor de meeste bezoekers naar Oosterbeek komen. Men komt voor de herdenkingsweek, het Airbornemuseum en de Airbornewandeling; de grootste eendaagse wandeltocht ter wereld. Tot voor kort was van de 19de eeuwse glorietijd niet meer over dan alleen een verre herinnering.
Kentering
De laatste jaren is er echter een kentering te bespeuren. Veel van de vroegere landschapselementen zijn inmiddels teruggebracht. Kasteel Doorwerth was al sinds 1983 geheel gerestaureerd, maar inmiddels heeft men ook de complete waterhuishouding (grachten en sprengbeken) hersteld. De feeërieke Fonteinallee nodigt uit tot een wandeling. Op de Boersberg is een uitkijktoren verrezen, zoals die er vroeger meerdere stonden op de stuwwal aan de Nederrijn.
Tuin de Lage Oorsprong -een voormalig bezit van landgoedeigenaar Frowijn- herkrijgt langzaam maar zeker haar 19de eeuwse allure. De omtrek van het landhuis van diezelfde Frowijn is in het landschap teruggebracht. Rond de Oorsprongbeek zijn de bekenstelsels, cascades en zelfs een heuse ‘follie’ (Het grothuisje van Jan Backer) opnieuw vormgegeven.
Fascinerend
Niet alles wordt gerestaureerd. In de uitgestrekte bossen vormen bemoste fundamenten, toegangszuilen, poorten en een enkele rododendron nog altijd de enige getuigen van de vroegere landgoederen. Van het Huis op de Duno bijvoorbeeld, resteert niet meer dan de drempel en een vervallen mozaïekterras.
Zo is samen met de wèl herstelde landschapselementen een wandelgebied ontstaan waar het indrukwekkende verhaal van de opkomst en ondergang van de Oosterbeekse landgoederen kan worden verteld.